zaterdag 31 oktober 2009

Qian Xuesen : Vader van de Chinese ruimtevaart

Zonder Qian Xuesen zouden er nu wellicht (nog) geen Chinezen in de ruimte geweest zijn. In 1935 trok de Chinese wetenschapper naar de Verenigde Staten, waar hij aan het MIT en het Caltech studeerde. In Caltech zou hij nog 20 jaar blijven. Daar wierp hij zich op de nieuwste ideeën rond raketaandrijving, samen met enkele andere studenten van zijn doctoraatspromotor Theodore von Kármán. Omdat hun werk nogal gevaarlijk en - letterlijk - vrij explosief was, stond het selecte clubje al snel bekend als 'the Suicide Squad'.
Qian werkte tijdens de oorlog mee aan het Manhattanproject. Na de oorlog slaagde hij er in om Werner von Braun te interviewen en ontwierp hij het Tsien Space Plane 1949, wat de inspiratie werd voor eerst de X-20 Dyna Soar en uiteindelijk de Space Shuttle.
In 1949 deed hij zijn aanvraag voor het Amerikaanse staatsburgerschap, maar net op dat moment kwam de grote communistenjacht van senator Joseph McCarthy op gang. Qian had de pech dat hij in China geboren was, wat op dat moment onder Mao de rode toer opging. De onfortuinlijke wetenschapper geraakte al snel nergens meer aan de bak en verklaarde dat hij terug zou keren naar China. De VS smeet hem achter de tralies van Alcatraz. Tot 1955 zou hij onder huisarrest blijven.

Na zijn vrijlating trok hij naar China, waar hij onmiddellijk het hoofd van het Chinese rakettenprogramma werd; de Chinese regering gaf hem al het geld dat hij nodig. In 1958 sloot Qian zich aan bij de communistische partij. De jaren daarna ontpopte Qian zich als de vader van de Chinese ruimtevaart. Hij zat achter de Lange Marsraketten en de door het leger gebruikte Zijdewormraket. Het was een Lange Marsraket die in 2003 de eerste bemande Shenzou 5-capsule in een baan rond de Aarde bracht, waardoor de mensheid naast de astronauten en kosmonauten nu ook de taikonauten kon bewonderen. Qian volgde de lancering vanuit zijn ziekenhuisbed.

In 1991 ging hij met pensioen. Hij vergaf de VS nooit voor wat ze hem hadden aangedaan. Toen hij een uitnodiging kreeg om de VS opnieuw te bezoeken in het kader van de verbeterende Sino-Amerikaanse betrekkingen, weigerde hij omdat de Amerikanen zich niet wilden excuseren voor zijn internering van de jaren '50.

In China werd hij beschouwd als een held. Astronaut 3763 Qianxuesen werd in 1980 naar hem vernoemd en Arthur C. Clarke gebruikte de naam van de briljante Chinees in 2010: Odyssey Two (1982), de opvolger van 2001: A Space Odyssey, als naam voor een Chinees ruimteschip.

De vader van de Chinese ruimtevaart werd 97.

woensdag 28 oktober 2009

Dickie Peterson : Vader van de Heavy Metal

'Louder than God', zo beschreef een recensent ooit het geluid van de legendarische band Blue Cheer. Eric Clapton zei in een interview in 2005 nog dat het Blue Cheer was die de heavy metal had uitgevonden. Jim Morrison van The Doors beschreef Blue Cheer als 'The single most powerful band I've ever seen.'
En één van de stichtende leden heeft ons onlangs verlaten. Richard Alan 'Dickie' Peterson, hoewel geboren in Grand Forks, North Dakota, groeide op in Davis, California. Daar begon hij al op prille leeftijd te drummen, maar schakelde op zijn 13e over naar de bass. In 1966 verhuisde hij naar San Francisco en daar stampte hij Blue Cheer uit de grond. Aanvankelijk waren ze met 6, maar in 1967 geraakte Peterson zo onder de indruk van het lawaai dat de Jimmy Hendrix Experience met drie man wist te produceren op het Monterey Pop Festival, dat alleen Peterson overbleef, samen met drummer Paul Whaley en gitarist Leigh Stevens.

De naam Blue cheer kwam van een notoire straffe versie van LSD en hun fans zullen het geweten hebben. De band wist maar al te goed dat ze niet hetzelfde speeltalent hadden als een Jimmy Hendrix en dus besloten ze om hun muziek luider, zwaarder en meer grungy te maken. Peterson zou later verklaren dat het doel was om van de muziek ook een intense fysieke ervaring te maken.
Hun debuutalbum uit 1968 sloeg - bijna letterlijk in de jaren '60 - in als een bom. Op Vincebus Eruptum stonden bijna allen maar covers, maar wat voor covers. Onder meer de bluesartiesten B.B. King en Mose Alisson kregen een nieuw kleedje, maar het meest intimiderende lied was wel de Blue Cheerversie van Summertime Blues, oorspronkelijk van Eddie Cochran. De luisteraar werd omvergeslagen door een psychedelische voorhamer en de hoes van de plaat was overduidelijk gemaakt door iemand die zo stoned was als het binnenland van Colombia, iets wat Peterson later ook graag toegaf: 'We were stoned on acid and thought, wouldn’t it be great if you could feel the album cover.'

Nog datzelfde jaar kwam het tweede album, Outsideinside. De opnames daarvan moesten op een bepaald moment gewoon verdergezet worden in de open lucht omdat de band er in geslaagd was om de studiomonitors op te blazen met hun luide muziek. Tegen 1970 echter was Peterson het enige originele lid van Blue Cheer dat nog overbleef. De anderen waren gaan lopen, volgens de geruchten omdat Dickie een overzadigbare drugshonger had die compleet de spuigaten begon uit te lopen.

Na Outsideinside volgden nog New! Improved! (1969), Blue Cheer (1970), The Orgininal Human Being (ook 1970) en Oh! Pleasant Hope (1971). In 1972 viel de groep uiteindelijk uiteen. Peterson organiseerde nu en dan nog een reünie, vooral met drummer Whaley, en bracht de volgende twee decennia van zijn carrière door in Duitsland, voor hij in de late jaren '90 solo ging en in Japan twee albums uitbracht, Child of Darkness en Tramp. Zijn laatste project dateert van 2007, toen hij een nieuw Blue Cheeralbum voortbracht, getiteld What Doesn't Kill You....
Blue Cheer was één van de zwaarste, luidste en indrukwekkendste bands van de jaren '60. Hun geluid werd al gedefiniëerd als de voorloper van heavy metal, maar ook van de punk, grunge, of de stoner rock. De drie waren een inspiratie voor onder meer Black Sabbath, Motörhead, Nirvana, tot aan de Queens of the Stone Age toe. Ook in de documentaire uit 2005, Metal: A Headbanger's Journey, werd Blue Cheer aangehaald als het begin van de heavy metal.

Dickie Peterson overleed op 12 oktober aan leverkanker. De metalpionier werd 61.

Hier de versie van Summertime Blues door Blue Cheer:

zondag 25 oktober 2009

Fritz Darges : De laatste adjudant van Hitler

Fritz Darges is gestorven. De Duitser was de laatste nog levende persoonlijke adjudant van Adolf Hitler. Darges zat sinds 1 april 1933 bij de SS. In 1936 werd hij de assistent van Martin Bormann, de privé-secretaris van de Führer. Darges omschreef Bormann als 'een strenge chef'. Op 21 oktober 1940 volgde de grote promotie: Darges werd de persoonlijke adjudant van Adolf Hitler. Vanaf dat moment bracht hij bijna al zijn tijd door aan de zijde van de oppernazi. Hitler spendeerde veel tijd op de Obersalzberg in Beieren, wat al snel Darges' hoofdwerkplek werd. Zijn job? Heel eenvoudig. Hij was verantwoordelijk voor het dagelijkse programma van de Führer en moest op elk moment voor hem klaarstaan.
Na vier jaar werd Darges op 19 juli 1944 op staande voet ontslagen. De reden? Tijdens een vergadering in de Wolfsschanze, Hitlers militaire hoofdkwartier aan het Oostfront, stonden alle ramen open omdat het snikkend heet was. De Führer kreeg het op zijn heupen van een bijzonder lastige vlieg, die heel de tijd van zijn schouder op de uitgespreide kaarten en terug vloog. Hitler beval Darges om de vlieg weg te krijgen. Darges antwoordde daarop dat de vlieg een vliegend probleem was en dat de aanwezige adjudant van de Luftwaffe, Nicolaus von Below, verantwoordelijk was voor vliegende dingen. Waarop Hitler antwoordde: 'Darges, melden Sie sich bei Ihrem Regiment!'. Zijn ontslag redde hem het leven, want een dag later probeerde kolonel von Stauffenberg Hitler op te blazen. Darges' vervanger overleefde de ontploffing niet. De ontslagen adjudant zat op dat moment in een filmzaal.
De rest van de oorlog bracht SS-Obersturmbahnführer Darges aan het Oostfront door, als bevelhebber van het 5e SS-Panzerregiment 'Wiking'. Hij kreeg nog het Ritterkreuz voor moed maar eindigde in Brits-Amerikaanse krijgsgevangenschap.
En toch, ondanks zijn bruusk ontslag, van de Führer geen kwaad woord, aldus Darges. Hij omschreef hem als 'ganz normal' en vriendelijk in de omgang. Er hing een familiale atmosfeer. Op een bepaald punt werd Darges zelfs gevraagd of hij geen interesse had in de zuster van Eva Braun, Hitlers maitresse, maar Darges bedankte voor de eer. Hij zag het niet zitten om de zwager van de Führer te worden. In een interview met een veroordeelde neonazi werd hem gevraagd of hij hetzelfde zou gedaan hebben, mocht hij de klok kunnen terugdraaien. Zijn antwoord: 'Ja. Unser Traum war doch ein großdeutsches Reich.'
Na de oorlog werkte hij nog ettelijke decennia bij Opel. Fritz Darges werd uiteindelijk 96 voor hij rustig thuis overleed.

Camillo Cibin : De pauselijke bodyguard

Camillo Cibin is overleden. De Italiaan stond meer dan vier decennia aan het hoofd van de veiligheidsdienst van het Vaticaan. Als de paus op reis ging of een ritje deed, was Cibin zijn voornaamste lijfwacht. Altijd stond hij discreet naast het hoofd van de Rooms-katholieke kerk alles in de gaten te houden, of jogde hij mee met de pausmobiel.
Alleen op 13 mei 1981 had Cibin minder geluk. Die dag probeerde de Turk Mehmet Ali Agca om Johannes Paulus II te vermoorden. Agca loste 6 schoten. Vier ervan kwamen in Johannes Paulus terecht, onder meer in zijn maag, de andere 2 verwonden omstaanders. Het hoofd van de Italiaanse politie wierp zich op de paus om hem te beschermen. Cibin, die vanvoor in de auto zat, was ondertussen al over de houten relingen gesprongen die de menigte moest tegenhouden. Met de hulp van wat toeschouwers overmeesterde hij Agca, die de volgende 19 jaar in een Italiaanse gevangenis zou doorbrengen. Johannes Paulus had driekwart van zijn bloed verloren in de aanslag, maar overleefde het. Toen hij hersteld was, bood Cibin direct zijn ontslag aan. Zijne heiligheid weigerde dit te aanvaarden en bevestigde zijn rotsvast vertrouwen in zijn lijfwacht.
En een jaartje later liet Cibin zien dat dat vertrouwen niet ongegrond was. Op 12 mei 1982 bezocht Johannes Paulus het schrijn van Onze-Lieve-Vrouwe van Fatima. De paus was er immers van overtuigd dat het dankzij haar bescherming was dat hij de aanslag had overleefd. Eenmaal aangekomen werd hij aangevallen door Juan Maria Fernández y Kron, een doorgeslagen priester, die met een mes op Johannes Paulus afstormde. Cibin weerde net op tijd de slag af, waardoor de paus ongedeerd bleef. Cibin kreeg van de pers al snel de bijnaam van pauselijke bewaarengel.
Cibin heeft nooit een interview gegeven. De bescheiden bodyguard was vooral gehecht aan Johannes Paulus II; het was Cibin die de stervende kerkvader van het Gemelliziekenhuis tergbracht naar het Vaticaan om te sterven. De pauselijke bewaarengel ging pas in mei 2006 op pensioen. Zijn laatste actie was op de mis van Benedictus XVI in Warschau. De immense menigte brak door het veiligheidscordon, maar werd vervolgens tegengehouden door de inmiddels al bijna 80-jarige Cibin, die de mensen opzijsmeet alsof het legoblokjes waren.
Zijn begrafenismis vond plaats in de Sint-Pieter. Camillo Cibin werd 83.

dinsdag 20 oktober 2009

Jef Nys: tekenaar van Jommeke

Jommeke, Filiberke, Annemieke, Rozemieke, Choco, Pekkie, Flip, Theofiel, Marie, Professor Gobelijn, Anatool, Kwak en Boemel,…Ze zijn allemaal in één klap wees geworden. Hun geestelijke vader Jef Nys is immers niet meer.

De tekenaar van de in Vlaanderen immens populaire stripreeks Jommeke is op 82-jarige leeftijd overleden. Wie verslond vroeger niet klassiekers als “Jommeke in de Knel”, “Anakwaboe!”, “Jacht op een voetbal” of “Filiberke gaat trouwen”? Of om het met Vlaams minister-president Kris Peeters te zeggen “We zijn zeer dankbaar voor het waardevol patrimonium dat hij ons achterliet.”

Nys debuteerde net na de tweede wereldoorlog als striptekenaar. Toen viel hij op bij een tekenwedstrijd in het eerder rechtsgezinde vod dat we kennen als het Pallieterke. De eerste stripverhalen van Jef Nys waren de avonturen van Amedeus en Seppeke in Het Handelsblad (1948).



Jommeke dook voor het eerst op in 1955, in het weekblad Kerkelijk Leven. Het eerste echte vervolgverhaal ('De Jacht op een
voetbal') werd vier jaar later uitgebracht. Nys was intussen al overgestapt naar uitgeverij Het Volk, die nu nog steeds de albums uitbrengt.

Meer dan 50 jaar en 50 miljoen verkochte exemplaren later bestaat de reeks nog steeds en blijft kinderen overal te lande boeien. De laatste jaren tekende Nys de strip niet meer zelf. Dat liet hij over aan Gerd Van Loock en Philippe Delzenne, die zich wel aan het Jommekescharter moeten houden. Dat houdt in dat de jeugdige stripheld zich niet mag vergrijpen aan drank en geweld en ook niet mag dwepen met deze of gene politieke strekking. Hij moet bij zijn core business blijven: Anatool te slim af, foute uitvindingen van Gobelijn rechtzetten, de wereld van de ondergang redden, en zo de jeugd blijven boeien.

Klik hier voor een beeldreportage naar aanleiding van 50 jaar Jommeke.

maandag 19 oktober 2009

Joseph Wiseman : Dr. No

Joseph Wiseman maakte zichzelf onsterfelijk door als eerste de rol van de main villain op zich te nemen in de James Bondfilmreeks. In 1962 vertolkte hij Dr. Julius No, de getikte wetenschapper met een serieus Napoleoncomplex, die zijn handen kwijtgespeeld was bij een stralingsongeluk. Als gevolg daarvan loopt No nu rond met metalen handen. Tijdens de beroemde dinnerscene op het eilandbolwerk van gebruikt hij ze om een metalen beeldje kapot te knijpen. Helaas voor hem zorgen ze ook voor zijn dood als hij in de kokende koelvloeistof van zijn eigen reactor valt en er niet in slaagt om grip te krijgen op het metalen framework.
Na 1988 verscheen de Canadees niet meer in films, maar kwam regelmatig opdagen in tv-reeksen als MacGyver, L.A. Law en Law & Order. Ook in het theater trad hij nog op, met zijn laatste rol in 2001 in Judgement at Nuremberg. Het was trouwens daar dat hij in 1938 zijn eerste acteerrol op zich nam.
Joseph Wiseman had al geruime tijd last van een falende gezondheid. Dr. No was 91 toen hij thuis overleed.

En hier de trailer van de allereerste Bondfilm:

vrijdag 16 oktober 2009

Bert Decorte : de vitaliteit van een malse boezem

De Vlaamse dichter Bert Decorte is op 94-jarige leeftijd overleden. Decorte werd op 2 juli 1915 geboren in Retie als 8ste van 10 kinderen (één van zijn broers was de vader van theatermaker Jan Decorte). Na zijn middelbare school ging hij aan de slag als loopjongen in de Delhaize in Antwerpen en later, na zijn legerdienst, verzeilde hij in de ambtenarij waar hij het schopte tot diensthoofd op het Departement Cultuur en Letteren van het Ministerie van Onderwijs waar hij tot aan zijn pensioen bleef werken. Decorte debuteerde in 1937 met de sonnettenbundel Germinal. De 21-jarige Kempenzoon werd meteen omarmd als hét nieuwe grote talent. Zo schreef Marnix Gijsen in De Standaard: "Sedert Paul Van Ostaijen, is Bert Decorte het eerste fenomeen, het eerste wonderkind dat wij in de Vlaamse poëzie zien verschijnen." De poëzie van Decorte, vooral in zijn beginjaren, situeert zich binnen het Vitalisme, de in de jaren '30 toonaangevende stroming waarvan in de Nederlandstalige poëzie vooral de vroege Hendrik Marsman de belangrijkste exponent was. Centraal in de poëtica van het Vitalisme is de klemtoon op de intense, intuïtieve levensdrift. Dit gaat gepaard met een beschavingskritiek, want het leven dat verheerlijkt wordt speelt zich af in de natuur, niet in de beschaving. Vooral de boerenstiel temidden van het eenvoudige plattelandsleven werd verafgood als een waar walhalla. Ter verduidelijking een fragment uit Decortes gedicht Brabant:
...
Altijd duikt Breugel op in dit landschap:
'k Zie Luilekkerland of een dorp in een dal,
en de ploegende boer toont nog verwantschap
met die onvergetelijke van Ikaros' val.
Niets is vernepen hier, benauwd en smal:
de hemel legt zijn volle handen open.
In 't aards geloof laat hij zich gaarne dopen,
wie deze vrouw haar malse boezem bood.
Wat zou hij elders liefde willen kopen,
die hier onder een vlier een vrouw in de armen sloot?
...

(uit Bert Decorte,
Refreinen, 1943)
In het bovenstaande valt het nog enigszins mee, maar vaak leidt de vitaliteit van Decorte tot een exorbitante verbale boerenkermis met kwistig rond gespreide neologismen en vrolijke, (naïeve) levenslust. Enkel een strak behoud aan vormvastheid houdt dit alles nog in bedwang. Favoriete dichtvormen zijn het sonnet en de ballade, en, love it or hate it, maar zijn metrum en rijm is steeds zinvol en nooit gratuit.

Decorte was een bijzonder productieve dichter die tot 1995 bijna ieder jaar een bundel publiceerde. Hij schreef ook toneelstukken en essays, en vertaalde Les Fleurs du Mal van Charles Baudelaire en de ballades van François Villon in het Nederlands. In 1946 kreeg Bert Decorte de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie.

Via deze link kan u Bert Decorte tussen een plaagregen van technische problemen het gedicht Ballade van Eén Enkele Keer zien en horen voordragen.
En voor de liefhebbers van het genre, hier een sonnet:
Ik ben geworden als het winterbleek,
de witte, gans met ijslaag overwelfde,
geheel gedempte - en toch is zij dezelfde
die levensader in het landschap leek

bij lentedag. Nu ligt het lijf, dat vrij
en vrolijk buitelde doorheen de weiden
of aan een vlakland zich in vijvers vlijde,
goed ingedekt onder de blanke sprei.

Maar ergens aan een bocht, waar het verval
wat groter is, waar 't ijs niet heel en al
de bedding dekt en nog het water huivert,

hoort hij, die hare lente heeft bemind
en blij was om de weelde van dit kind,
het oud geluid verinnigd en gezuiverd.

(uit Bert Decorte,
Een Stillere Dag, 1942)

donderdag 15 oktober 2009

Josias Kumpf : De kampbewaker die erbij stond

In de begindagen van november 1943 begonnen de Nazi's met Aktion Erntefest. Het was de moord op meer dan 42.000 mannen, vrouwen en kinderen in drie concentratiekampen in Oost-Polen. Het 'Oogstfeest' begon in de vroege uurtjes van 3 november, toen de werkkampen Trawniki en Poniatowa omsingeld werden door leden van de SS en de politie. De Joden werden uit de kampen gehaald en in groepjes naar nabijgelegen putten gebracht, waar ze systematisch werden omgebracht.
Langs de doodsput bij Trawniki stond toen Josias Kumpf. Zijn orders waren duidelijk: hij moest de terdoodveroordeelden in de gaten houden en als er iemand probeerde te ontsnappen, moest hij ze neerschieten. 8.000 doden later was Erntefest in Trawniki voorbij.
De in Servië geboren Kumpf sloot zich in 1942, op zijn zeventiende, aan bij de SS Totenkopfverbände, de SS-organisatie die zich bezighield met de administratie van de kampen. Hij diende als bewaker in Sachsenhausen, dan in Trawniki en eindigde zijn oorlogscarrière als opzichter van slavenkampen in bezet Frankrijk, waar de lanceerinstallaties voor de V1 en V2 gebouwd werden.
Na de oorlog emigreerde hij in 1956 naar de Verenigde Staten, waar hij in 1964 het staatsburgerschap verkreeg. Kumpf bracht de jaren daarop vredig door in Wisconsin. In 2003 achterhaalde de arm der wet hem echter. Hij werd aangeklaagd voor oorlogsmisdaden in verband met zijn aandeel in de beruchte 3 november 1943 en in 2005 verloor hij zijn staatsburgerschap. In maart van dit jaar werd hij gedeporteerd naar Oostenrijk, waar hij terecht zou staan. Peter Rogers, de immigratie-advocaat van Kumpf, gaf toe dat zijn cliënt aanwezig in Trawniki, maar sprak het goed door te zeggen dat hij 'never laid a finger on anyone, he never shot at anyone.'
Hij stond er bij en keek ernaar. 'Kumpf's personal presence functioned to discourage escape attempts and maintain order over the prisoners... (H)e presided over and witnessed the torture and murder of helpless people,' aldus de woordvoerder van het Amerikaans gerecht, Ian McCaleb.
Josias Kumpf, de kampbewaker die er gewoon bij stond, overleed in een ziekenhuis in Wenen. Hij werd 84.

dinsdag 13 oktober 2009

Frank Vandenbroucke: God is dood


Il Bambino d'oro, de gouden baby van het internationale wielrennen, ook wel VDB of simpelweg God genoemd, is niet meer. Na een onnavolgbaar turbulent leven vol grootspraak, rechtszaken, liefdesperikelen, in de prak gereden sportwagens, twee zelfmoordpogingen én een collocatie op de koop toe, bezweek Vandenbroucke aan een banale longembolie. In Senegal godbetert. Het trieste einde van de man die ooit als de gedoodverfde opvolger van Eddy Merckx werd beschouwd...

Op zes november 1974, enkele maanden na de vijfde en laatste Tourzege van Merckx, wordt Frank Vandenbroucke geboren te Moeskroen. Hoewel hij, met een wielermecanicien als vader en ex-winnaar van Parijs-Tours Jean-Luc Vandenbroucke als oom, voorbestemd lijkt om te gaan fietsen, kiest hij aanvankelijk voor voetbal en atletiek. Meteen blijkt de jongste telg van het geslacht VDB over een uitzonderlijk sportlichaam te beschikken; haast spelenderwijs loopt hij de concurrentie op een hoopje. Ondertussen heeft de wielermicrobe hem dan toch te pakken gekregen, en zodra hij oud genoeg is vraagt hij een wielerlicentie aan. Op vijftienjarige leeftijd debuteert hij bij de nieuwelingen... met een overwinning te Brakel als gevolg. In 1991 wordt het wonderkind kampioen van België bij de nieuwelingen, het jaar daarop doet hij dat als eerstejaars nog eens over bij de junioren. Nog steeds als neofiet in deze categorie behaalt hij brons op het wereldkampioenschap in Athene, waarop hij, toen al eigenzinnig, besluit dat hij maar beter meteen prof kan worden en niet bij de zogenaamde "amateurs", tegenwoordig beloften geheten, hoeft ter plaatse te blijven trappelen. Prof moet en zal hij worden, bij het Lottoteam van oom ploegleider Jean-Luc. VDB wordt voor de eerste keer door alle kenners gek verklaard, maar behaalt zijn gelijk door in zijn eerste profweken meteen het hele peloton het nakijken te geven in de zwaarste etappe van de Ronde van de Middellandse Zee. Op het einde van dat eerste profjaar blijkt een tweede keer hoe stug en eigenwijs Vandenbroucke kan zijn: hij noemt zijn oom een amateur en verlaat Lotto voor het Mapei van Patrick Lefevere, een overstap waarvoor hij niet enkel een langdurige vete met zijn oom maar ook met zijn ouders overheeft. De resultaten geven hem echter opnieuw gelijk: op twintigjarige leeftijd wint VDB zijn eerste (semi)klassieker, Parijs-Brussel, wat hem tot in Italië roem en de bijnaam il Bambino d'oro oplevert.
Een jaar later, in 1996, volgt de bevestiging met dertien zeges, waaronder eindzeges en etappes in de rondes van Oostenrijk en van de Middellandse Zee, en een zelden geziene triomf in de Scheldeprijs, waarbij hij kilometerslang een voorsprong van enkele luttele seconden op een voortrazend peloton verdedigt. 1997 is wat minder: Frank behaalt weliswaar opnieuw zeven overwinningen, maar door blessures blijven de echt grote zegepralen uit. In 1998 is het echter wel goed raak met successen in Gent-Wevelgem en Parijs-Nice, waar hij twee etappes én het eindklassement binnenhaalt, iets wat geen enkele Belg sinds het Merckxtijdperk meer gepresteerd had. Kenners als Rik Van Looy zijn in deze periode formeel: in België is eindelijk nog eens een potentiële tourwinnaar opgestaan. Het jaar daarop lijkt de hoop te rechtvaardigen: Vandenbroucke wordt enige kopman bij Cofidis en rijdt een schitterend voorjaar waarin hij de Omloop Het Volk wint en op een prachtige aanvallende manier bij de beste tien van het peloton eindigt in zowel de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix als de Amstel Gold Race.
Hét absolute hoogtepunt van zijn carrière wordt de Luik-Bastenaken-Luik van dat seizoen. Al weken vooraf verkondigt VDB, met zijn inmiddels alom gekende flair, waar hij de tegenstand in de vernieling zal rijden. Op de dag zelf degradeert hij,precies zoals hij had voorspeld, eerst Michele Bartoli tot een wielertoerist op La Redoute, om vervolgens in de steile bocht van Saint-Nicolas die hij al dagen van tevoren in alle kranten had aangeduid als het precieze punt waar hij zijn beslissende demarrage wou plaatsen, van laatste tegenstander Michaël Boogerd weg te rijden. Vanaf nu tot aan zijn tragische dood zullen wielerfans overal waar hij een wedstrijd rijdt VDB IS GOD op het wegdek kalken.

Helaas, al gauw na dit magistrale orgelpunt van zijn loopbaan wordt aan de zuiverheid van Gods bestaan getwijfeld. Een eerste dopingzaak barst los, en hoewel hij later door het gerecht volledig zal vrijgesproken worden in deze affaire, schorst zijn ploeg Cofidis hem voor drie maanden. In eerste instantie lijkt dit de nieuwe wielerkoning geenszins af te remmen: zijn schorsing is nog maar ternauwernood afgelopen wanneer hij op indrukwekkende wijze twee ritten en het puntenklassement in de Ronde van Spanje aan zijn voor een vierentwintigjarige al zo verbluffende palmares toevoegt. Vooral de etappewinst in Avila, waarbij Vandenbroucke op de slotklim zo weergaloos versnelt dat de tegenstand achteruit in plaats van vooruit lijkt te fietsen, staat voor eeuwig op het netvlies van menig wielerliefhebber gebrand. Achteraf blijkt dat Frankieboy als de eerste de beste koersduif door paringsdrift tot grootse koersdaden werd geïnspireerd. In deze ronde van Spanje werd hij immers halsoverkop verliefd op bloemenmeisje Sarah Pinacci, en hij oversteeg zichzelf om haar hart te veroveren. Na het tweede boeket zegebloemen bezwijkt de Italiaanse schone, waarop een passionele nacht en een scheiding van Vandenbrouckes eerste vrouw Clothilde en dochtertje Cameron volgt. Na nog geen jaar trouwt VDB met Pinacci, wat hem opnieuw de banbliksems van de hele Vandenbroucke-clan oplevert. Vader en moeder VDB waren jeugdliefde Clothilde immers als lid van de familie gaan beschouwen, en begrepen niet hoe hun enfant terrible haar samen met hun kleinkind van de ene dag op de andere bij het huisvuil kan zetten. Ondanks alle turbulenties en twee gebroken polsen na een val in één van de eerste ronden, eindigt Vandenbroucke op het einde van dat onwaarschijnlijke jaar toch nog zevende op het wereldkampioenschap in Verona.

En dan stokt de machine. Is het de breuk met zijn familie, of zijn het de aanhoudende dopinggeruchten en de alsmaar zwaarder uit de hand lopende (drugs)feestjes waarin Cofidisploegmaat Gaumont hem meesleurt? Feit is dat Vandenbroucke in 2000 geen enkele overwinnig meer behaalt, en alsmaar vaker niet aan de start van belangrijke koersen verschijnt. Ook de twee daaropvolgende jaren wint de gevallen wielerheld nog geen kermiskoers, en verzint hij almaar vaker smoezen om niet aan wedstrijden deel te hoeven nemen. Een val van de trap, keelontstekingen, diarree, bronchitis, tendinitis, een achillespeesprobleem en een lichte polsverstuiking, voedselvergiftigingen, stress en zelfs een autopanne op weg naar het inschrijvingspodium, de lijst in de archieven van wielersites is eindeloos. In 2002 ontfermt Patrick Lefevere zich opnieuw over het gevallen Godenkind, waardoor het begin van het seizoen beterschap lijkt te brengen. Net op dat moment worden echter diverse dopingproducten bij Vandenbroucke thuis gevonden, wat de alom bekende televisiebeelden oplevert van de wielerkampioen die in de boeien geslagen wordt. De renner blijkt verraden door zijn persoonlijke verzorger Bernard Sainz, bijgenaamd docteur Mabuse. Het strafrechterlijk onderzoek sleept jaren aan en werkt zwaar op het gemoed van VDB. Ondertussen raakt hij ook nog eens zwaar verslaafd aan cocaïne, amfetamines en anti-depressiva, een verslaving waaronder het sprookjeshuwelijk met Sarah Pinacci zwaar te lijden heeft. Een en ander leidt tot een eerste zelfmoordpoging: VDB staat op een mooie namiddag met een geweer in zijn tuin te zwaaien en dreigt zichzelf en zijn familie van het leven te beroven. Nog één keer schittert Frank echter: een tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen 2003 vormt zijn laatste echt grote wapenfeit. Daarna gaat het verder bergaf, met de scheiding van Sarah in 2007 en een daaropvolgende tweede zelfmoordpoging, waarbij hij maar nipt een overdosis medicijnen overleeft en achteraf gedwongen in een psychiatrische afdeling te Ieper opgenomen wordt. Toch versiert Vandenbroucke ook in 2008 en 2009 nog een contract bij een wielerploeg en blijft hij enorm populair. In het laatste jaar van zijn leven lijkt het weer wat de goede kant op te gaan met Vdb: voor het eerst sinds 1999 wint hij zelfs een (weliswaar erg kleine) koers, en net voor hij op vakantie naar Senegal vertrekt spreekt hij de hoop uit volgend jaar weer aan de klassiekers deel te kunnen nemen. Van die vakantie zal hij echter nooit weerkeren...

zondag 11 oktober 2009

Stephen Gately : de kleine van Boyzone

De Ierse zanger Stephen Gately is op 33-jarige leeftijd overleden nadat hij niet meer wakker werd uit zijn slaap. Gately werd op 17 maart 1976 geboren in Dublin. Na het lezen van een advertentie deed Gately in 1993 auditie voor de nieuw te vormen Ierse popgroep van manager Louis Walsch. Deze groep zou Boyzone worden, het Ierse antwoord op het gigantische succes van Take That. Hij werd er één van de twee lead zangers (naast Ronan Keating) en speelde de rol van de kleine, schattige jongen die elke boysband in die tijd moest hebben, naar het model van Mark Owen bij Take That. In tegenstelling tot hun illustere voorbeeld had Boyzone vrijwel van bij het prille begin reeds succes, uiteraard vooral bij jonge tienermeisjes. De tweede single die ze uitbrachten, Love Me For A Reason uit 1994, klom al naar een 2de plaats in de Britse hitlijsten. Vanaf hun 2de album begon Boyzone dan helemaal op volle toeren te draaien en tussen 1996 en 1999 scoorden ze 6 nummer 1 hits in Groot-Brittannië, waaronder de Bee Gees cover Words en No Matter What. Boyzone groeide ook uit tot een megafenomeen in Australië, Nieuw-Zeeland en Azië. In Vlaanderen was het succes van de groep bescheidener en, ondanks enkele hits, werden ze toch overschaduwd door hun grote voorbeeld Take That en hun eigen Ierse klonen Westlife.

In 2000 besloot Boyzone ermee op te houden. Gately en Ronan Keating begonnen elk aan een solocarrière, Keating met vrij veel succes, Gately ging het iets minder voor de wind. Hij publiceerde slechts één solo-album, New Beginning (2000), waarvan de gelijknamige debuutsingle nog wel piekte op een 3de plaats in de charts. Daarna ging hij zich toeleggen op acteerwerk. Hij had enkele tv-rolletjes maar kwam vooral aan de bak in de Londense West End waar hij een veelgevraagd musicalster werd die onder andere de rol van de vogelverschrikker in The Wizard of Oz speelde.

In 1999 had Gately in een interview met The Sun toegegeven dat hij homo was. Dit veroorzaakte behoorlijk wat controverse omdat dit normaliter not done was onder leden van boysbands. Alhoewel Gately veel lof kreeg toegezwaaid voor zijn moed, gaf Boyzone-manager Louis Walsch toe dat hij, mocht hij dit indertijd geweten hebben, hij Gately niet in de groep zou hebben toegelaten omdat een boysband natuurlijk bestaat bij gratie van de verliefde bakvissen. In 2003 trouwde Gately in Las Vegas met zijn partner Andrew Cowles, en 3 jaar later sloten ze in Londen een formeel samenlevingscontract af.

Boyzone was vorig jaar begonnen aan een reünie en zou in 2010 een nieuw album uitbrengen. Stephen Gately was op het moment van zijn dood op vakantie in Mallorca. Hij was daar gisteravond met een vriend iets gaan drinken. Hij ging slapen maar werd nooit meer wakker. De precieze doodsoorzaak is op dit moment nog niet duidelijk.

Tot slot de YouTube filmpjes, hier een optreden uit 1995 waarin Boyzone Love Me For A Reason brengt (Gately is de jongen rechts vooraan, met het zwart giletje):



En hier brengt Stephen zijn eerste solo-single New Beginning in Top Of The Pops in 2000:

Toby Rundle : de Harry Potter student

De Britse student Toby Rundle heeft zich op 21-jarige leeftijd gezelfmoord. Rundle beleefde zijn five minutes of fame als de zogenaamde 'Harry Potter student'. In 1997 publiceerde J.K. Rowling haar eerste boek Harry Potter and The Philosopher's Stone. Van het boek, waarvan de uitgever beperkte verwachtingen koesterde, werden in de eerste oplage slechts 500 exemplaren gedrukt. Toby's moeder zag het liggen in een boekhandel en besloot het te kopen voor haar zoontje, die op kostschool zat en daar wat problemen had, omdat ze dacht dat het hem zou opbeuren. Harry Potter groeide al gauw over de hele wereld uit tot één van de grootste boekenhypes ooit, en eerste drukken, vooral van het debuut, werden al spoedig zeer gegeerd door collectioneurs en bijgevolg stegen de prijskaartjes. Tien jaar later, toen Toby Rundle werd toegelaten aan de prestigieuze universiteit van Oxford maar nog aan geld moest zien te geraken om het peperdure inschrijvingsgeld te betalen, besloot hij zijn 1ste druk van The Philosopher's Stone te verkopen op een veiling. Het boek ging onder de hamer voor maar liefst £7200 terwijl ma Rundle er indertijd maar £10.99 voor had betaald. Dit was genoeg om er zijn volledige studentenloopbaan mee te kunnen bekostigen. Rundle's sprookjesachtige verhaal werd opgepikt in de media, Toby Rundle was plots nationaal nieuws en ging bekend staan als de 'Harry Potter student'. Rundle ging in Oxford Klassieke Talen en Engels studeren. Kort voor zijn dood had Rundle zijn MySpace-pagina geüpdatetet: "Who I'd like to meet: God - just to ask him what I've done wrong." De avond voor zijn dood was hij met enkele studiegenoten iets gaan drinken. Volgens hen was Toby in een opperstebeste stemming. 's Anderendaags werd zijn lichaam aangetroffen op zijn kot. Toby Rundle had zich verhangen.

vrijdag 9 oktober 2009

Richard Sonnenfeldt : De Nürnberg-vertaler

In juli 1945, op zijn 22e, werd Heinz Wolfgang Richard Sonnenfeldt ingelijfd als vertaler voor de processen van Nürnberg. De volgende maanden van zijn leven bracht hij door met notoire Nazi's als Joachim von Ribbentrop, Rudolf Hess, Albert Speer, Hans Frank, Ernst Kaltenbrunner en Hermann Göring. Sonnenfeldt, een uit Duitsland gevluchte Jood, sprak in tegenstelling tot veel van zijn landgenoten zonder het typisch Duitse accent, waar Amerikanen zo'n problemen over maakten omdat ze de vertalingen dan moeilijk begrepen. Op de processen zelf was hij ook één van de weinige die geen klachten kreeg over zijn vertalingen, waardoor hij al snel de hoofdvertaler werd. Sonnenfeldt begreep perfect alle nuances van de Duitse taal en wist die ook vlekkeloos over te brengen naar het Engels, iets wat zeer handig van pas kwam bij de specifiek verbloemde Nazi-taal als het op de Holocaust aankwam.
Sonnenfeldt was één van de eersten die Rudolf Höss mocht ontmoeten - de beruchte kampcommandant van Auschwitz. Wat hem het meest tegen de borst stuitte in al zijn interviews, was het feit dat al de grote Nazibonzen zo normaal waren. Het bleken allemaal volgzame marionetten zonder een groot verstand of inzicht, die nog het meest opvielen door hun hielenlikkende slaafsheid en grenzeloze ambitie. Sonnenfeldt kwam al snel tot de conclusie dat dictators geen gelijken hebben, alleen maar volgelingen die naar elk woord luisterden alsof het een evangelie was. Er was wel één uitzondering op die regel: Hermann Göring. De voormalige Rijksmaarschalk was de meest intelligente en charmantste van de hoop, die Sonnenfeldt bij hun eerste ontmoeting onder tafel probeerde te praten, onder meer door zijn vertalingen te verbeteren. John Amen, de Amerikaanse hoofdavocaat, stond Sonnenfeldt dan toe om Göring op zijn plaats te zetten, wat hij deed door Göring opzettelijk fout aan te spreken als 'Gering' en hem te waarschuwen dat hij niet meer moest onderbreken. Door zijn intense contacten met Sonnenfeldt werd de hoogst levende Nazi al snel loslippig en zo kreeg Sonnenfeldt een unieke kijk op de leefwereld van de nationaal-socialisten. 'Natuurlijk wil het gewone volk geen oorlog,' vertelde Göring, 'niet in Rusland, Engeland, noch in Amerika of Duitsland. Maar het volk kan snel tot gehoorzaamheid gebracht worden. Dat is gemakkelijk. Je moet alleen zeggen dat ze aangevallen worden en de pacifisten laken voor hun gebrek aan pattriotisme. Zo werkt het in elk land.'

Sonnenfeldt bleef tot vlak voor de vonnissen in Nürnberg. Hoewel hij overtuigd was van de noodzaak en eerlijkheid van de processen, had hij toch kritiek voor de Amerikaanse aanklagers en advocaten.
Na de oorlog liepen historici en televisiezenders de deur plat bij Sonnenfeldt, vanwege zijn unieke rol in Nürnberg. Hij publiceerde zijn memoires in 2002, Mehr als ein Leben, in het Engels vertaald als Witness to Nuremberg. Richard Sonnenfeldt werd uiteindelijk 86.

Dré Steemans : Felice swingt niet meer

De Vlaamse tv-persoonlijkheid André "Dré" Steemans, beter bekend als Felice, is vannacht op 55-jarige leeftijd overleden aan een hartinfarct. Steemans werd geboren op 1 oktober 1954 in Maasmechelen. Zijn rise to fame begon toen hij in 1979 met zijn kabaretgezelschap Bockworkshop een 3de plaats behaalde op het Camerettenfestival in Delft. In 1985 verwierf hij nationale bekendheid toen hij op Radio 2 in het programma Het Genootschap van Luk Saffloer aantrad met het komische typetje Felice Damiano. Dit was zogezegd een in Vlaanderen residerende Italiaan met bijhorende tongval. Felice viel in de smaak bij het publiek en weldra mocht hij ook op tv. Zo was hij geregeld panellid in De Drie Wijzen. Hij kreeg ook zijn eigen late night praatprogramma op het toenmalige BRT 2 genaamd Incredible dat bedoelt was als vernieuwende en spraakmakende talkshow. Dat opzet werd volledig ingelost toen filmmaker Jan Bucquoy te gast was en met de hulp van twee vijgen demonstreerde hoe koningin Fabiola haar schaamdeel er zou moeten uitzien, nog steeds één van de meest controversiële momenten in de geschiedenis van de Vlaamse televisie.

Vanaf 1992 presenteerde Felice in de vooravond het kookprogramma 1000 Seconden samen met kok Herwig Van Hove. Het samenspel tussen de norse, arrogante Van Hove en de flamboyante, nerveuzerig doende Felice terwijl ze elkaar tussen potten en pannen voor de voeten liepen -ondertussen beiden zwetend gelijk een rund- zorgde voor een amusant programma dat maar liefst 13 seizoenen liep. Felice zal waarschijnlijk vooral de geschiedenis ingaan als presentator van Het Swingpaleis, het gigantisch populaire karaoke-programma met Bekende Vlamingen dat van 1996 tot 2006 liep op Eén. Ook de Swingpaleis-kloon Biebabeloeba nam Felice voor zijn rekening.

Begin 2006 stapte Steemans over naar VT4 en VijfTV waar hij hun belangrijkste gezicht werd en hun vlaggenschepen Supertalent In Vlaanderen, Can You Duet, Te Nemen Of Te Laten, en samen met topchef Wout Bru ook het kookprogramma Koken Met Een Sterretje presenteerde. Hij was ook een rolmodel als openlijk homoseksuele Bekende Vlaming. In 2006 publiceerde hij de autobiografische roman Jongens Onder Elkaar waarin hij zijn jeugd als tienerjongen met een ontluikende homoseksualiteit die in Leuven bij de paters op pensionaat zit verwerkt heeft. Dré Steemans overleed in zijn slaap.

Hieronder Felice die in de eindronde van De Drie Wijzen een waar/onwaar-verhaal vertelt (Felice begint vanaf 4:02):



Hier is hij aan het werk als presentator in Het Swingpaleis (slechts tot 0:25, daarna zijn het 3 krijsende non-talenten):



En hier een schitterende scène uit In De Gloria waarin de 'mediawatcher' Felice en Herwig Van Hove in 1000 Seconden op de korrel neemt:

woensdag 7 oktober 2009

Mercedes Sosa: Wereldberoemd in Argentinië

De Argentijnse zangeres Haydée Mercedes Sosa (bijnaam: La Negra; 9 juli 1935 - 4 oktober 2009) is op 74-jarige leeftijd in Buenos Aires overleden. Ze is gestorven aan nierkanker, waar ze al enkele jaren mee sukkelde.

Mercedes S
osa was vooral in Latijns Amerika zeer populair. Toen ze 15 jaar was, won ze een talentenwedstrijd georganiseerd door een lokale radiozender. Ze kreeg de kans om 2 maanden op te treden. Het was echter wachten tot 1959 tot haar eerste plaat "La Voz de la Zafra" verscheen. In totaal zou ze meer dan 40 platen maken.

Haar muziek stond dichtbij de maatschappij en het volk. Haar man, Manuel Óscar Matus, en zij werden aanzien als de pioniers van het 'Neuva Cancion'. Ze waren de eersten die traditionele Latijns-Amerikaanse muziek combineerden met moderne pop- en rockmuziek. Ze waren de grondleggers van deze muziekstroming.

Mercedes was een fervent voorvechter van de mensenrechten. In de jaren zeventig leidde dat tot problemen. In 1976 werd ze op het podium in La Plata gearresteerd door de militaire junta. Ze verhuisde naar Europa. Pas in 1982, enkele weken voor het regime instortte als gevolg van de Falklandoorlog, keerde ze terug naar Argentinië. Ze gaf er verschillende optredens in het 'Opera Teatro Colón', waar ze veel van haar jongere collega's uitnodigde. Hierna startte ze meerdere grote tournees doorheen heel Latijns-Amerika, maar zong ze ook in het Lincoln Center (New York) en Théatre Mogador (Parijs). In de jaren negentig was ze vaak ziek, maar dat weerhield haar niet om in 1994 in de Sixtijnse Kapel (Vaticaanstad) te zingen en in 1998 een grote tournee te doen doorheen Argentinië. En in 2002 waren de concerten in Carnegie Hall (New York) en het Colloseum (Rome) steeds uitverkocht. Ze werkte samen met tal van bekende artiesten, onder wie Luciano Pavarotti, Sting, Shakira en Andrea Bocelli.

Deze rijk gevulde carrière leverde haar natuurlijk prijzen op. In 2000, 2003 en 2006 won ze de Award voor 'Best Folk Album' bij de Latin Grammy Awards. Dit jaar werd ze genomineerd voor 'Best Folk Album' en 'Best Album of the Year'.

Sosa was enorm geliefd bij het Argentijnse volk. Na haar dood werd haar lichaam opgebaard in het congresgebouw in Buenos Aires. Duizenden mensen stonden aan te schuiven om haar een laatste groet te brengen. President Kirchner kondigde ook 3 dagen van nationale rouw af.

Robert Baker : Van de Engelse B-film naar The Saint

Robert S. Baker is van ons heengegaan. De Brit domineerde de Britse B-filmscene gedurende enkele jaren, om dan de man achter succesvolle tv-series als The Saint en The Persuaders te worden. Baker heette oorspronkelijk Sidney, maar toen hij in het leger moest, ontdekte hij dat hij omringd was door allemaal Sidneys, waarop hij zichzelf Robert begon te noemen. Hij was een lid van de Army Film Unit in de Tweede Wereldoorlog. Daar ontmoette hij Monty Berman, met wie hij nog jaren zou samenwerken. Baker was één van de eerste Britse soldaten in de verwoeste Rijkskanselarij in Berlijn. Zijn foto hangt nog steeds in het Imperial War Museum.
Na de oorlog richtte hij samen met Berman zijn eigen productiehuis op, Tempean. Ze zouden samen meer dan 40 films produceren, soms aan een tempo van 2 à 3 per jaar. Naast de productie hield Baker zich ook bezig met het schrijven van scenario's, regie en camerawerk. Alle films hadden een klein budget, zelden meer dan £20.000, en de locaties waren meestal vlak buiten Londen, om zich de kosten van een filmset of een hotel te besparen. Eind jaren '50 begonnen de Hammerfilms aan hun opmars in het horrorgenre. Baker en Berman sprongen mee op de boot. Het resultaat was The Trollenberg Terror (1958; ook bekend als Creature from Another World, The Crawling Eye, The Creeping Eye, of zelfs The Flying Eye). Er was ook een soort van wisselwerking met de Hammerstudios: Jimmy Sangster schreef bv het script voor Blood of the Vampire (1958) en Jack the Ripper (1959). De Hammer-ster Peter Cushing was te zien in The Flesh and the Fiends (1960; ook bekend als Mania, Psycho Killers, of The Fiendish Ghouls).

Maar het was pas toen Baker zich op televisiereeksen ging focussen, dat hij bekend werd bij het grote publiek. Hij en Berman kregen de rechten te pakken voor de avonturen van Simon Templar, AKA The Saint, van schrijver Leslie Charteris. Voor de rol werd Roger Moore gekozen en tussen 1962 en 1969 was The Saint een ware hit. De reeks werd aan meer dan 60 landen verkocht. Na The Saint ging Baker verder met Roger Moore, ditmaal in The Persuaders!.

The Saint bleef Baker achtervolgen: in 1978 produceerde hij de Return of the Saint, ditmaal met Ian Ogilvy als Simon Templar. In 1987 was hij de co-producer voor The Saint in Manhattan en in 1997 was Baker de executive producer voor de film The Saint met Val Kilmer.

Robert S. Baker werd 92 voor hij op 30 september overleed. Het nieuws is nu pas bekendgeraakt.

maandag 5 oktober 2009

Jean Vermeire : De laatste Rexist

Jean Vermeire is op 2 oktober 2009 in alle discretie gecremeerd in België. Vermeire was in zijn 'hoogdagen' de rechterhand van Léon Degrelle, Belgisch collaborateur par excellence en de leider van het extreem-rechtse Rex (en door Hitler ooit nog omschreven als 'de enige bruikbare Belg'). Rex, opgericht in 1936, was geïnspireerd op het Italiaanse voorbeeld van Il Duce Mussolini.

Vermeire werkte aanvankelijk voor Le XXe Siècle, een katholiek-nationalistische krant met sympathie voor het fascisme. Daar ontmoette hij Léon Degrelle. Een andere journalist bij Le XXe Siècle was Georges Rémi, later beter bekend als Hergé. Vermeire sloot zich aan bij Rex, dat na de Duitse invasie en bezetting helemaal naar de kant van de nazi's overging. In augustus 1941 ging hij bij het Légion Wallonie, een door Degrelle uit de grond gestampt leger om ten strijde te trekken tegen de Sovjetunie. Vermeire werd luitenant en was al snel niet meer van de zijde van Degrelle te krijgen. In 1943 trok Vermeire, ondertussen al gepromoveerd tot SS-kapitein, naar Berlijn, waar hij de nazi's de SS-Divisie 'Wallonie' voorstelde, de opvolger van het Waalse Legioen.

Na de oorlog werd Vermeire gearresteerd en ter dood veroordeeld, maar in 1951 werd hij weer vrijgelaten. Hij ging werken in de textielsector, maar bleef ook politiek actief in de verschillende vriendenkringen en veteranenverenigingen van de voormalige Oostfronters. In 1984 sloot hij zich aan bij Les Bourguignons (bourguignon was de bijnaam voor de Waalse Oostfronters). De fascistische trekjes kwamen weer boven (niet dat ze ver weggeweest waren) en Vermeire was al snel de grote leider van Les Bourguignons. Hij bezocht Degrelle nog regelmatig in diens Spaanse ballingsoord. Bij Degrelles dood in 1994 was hij het die de asse van de foutste Belg verstrooide op een tot op heden nog onbekende plaats.

Evenwel, zoals het een fascistische bende betaamt, was er al snel onvrede in de rangen van Les Bourguignons. Vermeires ietwat autoritaire manier van leiderschap zal er misschien wat mee te maken hebben gehad. De banden met zijn ideologische broedertjes van Front National - zowat de Waalse versie van het Vlaams Belang - bleven wel goed onderhouden.

Tot op het einde van zijn dagen bleef Vermeire zijn grote voorbeelden - Degrelle en Hitler - verdedigen en ophemelen. Over zijn nazi-verleden had hij geen spijt, integendeel. Magere Hein heeft hem uiteindelijk opgehaald tijdens zijn jaarlijkse verlof in Spanje. Jean Vermeire werd 91. Met hem sterft de laatste leider van Rex.

zondag 4 oktober 2009

Günther Rall : Een van de meest succesvolle aces

Günther Rall is overleden. De Duitser was één van de meest succesvolle gevechtspiloten ooit. Met zijn 275 bevestigde overwinningen is hij de derde in het rijtje van de aces. Nummer 1 was zijn landgenoot Erich Hartmann (gestorven in 1993), bijgenaamd 'de Zwarte Duivel' of 'de Blonde Ridder', met 352 overwinningen; op de tweede plaats prijkt nog een Duitser, Gerhard Barkhorn (gestorven in 1983), met 301 overwinningen. Het lijstje van de grootste aces is trouwens bijna volledig Duits.

272 van Ralls overwinningen waren aan het Oostfront. Daarvan waren er 242 tegen Sovjetgevechtsvliegtuigen. In totaal heeft hij 621 aanvalsmissies gevlogen. Hij werd acht keer neergeschoten en werd drie keer gewond. Al zijn overwinningen behaalde hij in de Messerschmitt BF 109.

Ralls eerste overwinning was op 12 mei 1940, tijdens de slag om Frankrijk. Hij zag voorts actie in de Battle of Britain, in de Balkan, aan het Oostfront en tenslotte bij de laatste dagen van het Derde Rijk. Op 28 november 1941 werd Rall neergeschoten. Hij werd uit het wrak van zijn vliegtuig gehaald en eenmaal in het ziekenhuis bleek dat hij zijn rug op drie plaatsen gebroken had. De dokters vertelden hem dat er geen kans was dat hij ooit nog zou kunnen lopen, laat staan vliegen. Een jaar later echter was Rall weer op de benen en weer in de lucht. Het Oostfront was voor hem het ergste: op een bepaald moment hij was de enige overgebleven officier en moest hij het papierwerk voor 20 man doen. Hij sliep gemiddeld 4 uur per dag.

Op 12 mei 1944, toen hij al terug in Duitsland was, werd hij weer neergehaald. Ditmaal werd zijn duim afgeschoten. Hij verbleef de maanden daarop in het ziekenhuis, om behandeld te worden tegen infecties. Rall was ondertussen uitgegroeid tot een levende legende, waar de nazi-propaganda dankbaar gebruik van maakte. De nazi's echter oordeelden dat hij veel te kostbaar was voor het moreel van de bevolking en daardoor werd hij op de grond gehouden. Door zijn verloren duim kon hij trouwens toch niet meer schieten.

Rall werd instructeur. Achteraf zei hij dat dat waarschijnlijk zijn leven gered had, omdat ze in de laatste maanden van de oorlog hopeloos in de minderheid waren tegen de Geallieerden. In de laatste dagen drukte hij zijn leerlingen op het hart om in leven te blijven en geen stunts uit te halen.

Het naoorlogse Duitsland was geen lachtertje voor Rall. Omwille van zijn propagandawaarde in het Derde Rijk, iets waar zijn verslagen landgenoten niet aan herinnerd wilden worden, geraakte hij nergens aan werk. Hij werd bestempeld als 'militarist', hoewel het officieren niet toegestaan was om lid van de Nazi-partij te worden. In 1956 dan ging hij weer terug bij het leger, op aanraden van een oude Luftwaffe-kameraad. Hij bleef bij de Luftwaffe der Bundeswehr tot in 1975.

In 2004 publiceerde hij zijn memoires, getiteld Mein Flugbuch. Op 2 oktober kreeg hij een hartaanval, waar hij twee dagen later aan overleed. Günther Rall werd 91.

vrijdag 2 oktober 2009

Marek Edelman : Het Ghetto van Warschau

Marek Edelman is overleden. De man was de laatste overlevende leider van de Joodse opstand in het Ghetto van Warschau in 1943 én de opstand van 1944, in heel Warschau. Na de Poolse invasie en bezetting werd Edelman samen met zijn lotgenoten in het Ghetto van Warschau gepropt. Daar richtte hij mee de Żydowska Organizacja Bojowa op, de Joodse Strijdorganisatie. Naarmate de oorlog vorderde, werden er meer en meer Joden door de nazi's naar de vernietigingskampen gestuurd. Toen de opstand begon, hadden de nazi's al 300.000 inwoners van het Ghetto op de treinen naanr Treblinka gezet. In het begin van 1943 besloot een groep van 200 jonge Joodse strijders dat het genoeg was. Ze gingen terugvechten, gewapend met binnengesmokkelde pistolen en zelfgemaakte bommen.

Tussen april en mei slaagden Edelman en de zijnen er in om de Duitsers een maand het leven moeilijk te maken - en niet te onderschatten prestatie, als je rekening houdt met het feit dat Duitse leger toen eigenlijk nog het beste van de wereld was, ondanks de zich snel opeenvolgende nederlagen. Na de dood van Mordechai Anielewicz, de leider van de opstandelingen, volgde Edelman hem op. Toen de Duitsers het Ghetto eindelijk onder controle hadden, werd het met de grond gelijkgemaakt. Meer dan 55.000 mensen werden omgebracht of kwamen terecht op een trein naar de kampen.


Edelman wist te ontsnappen met de hulp van het Poolse verzet. Hij sloot zich bij hen aan en kwam zo weer in een opstand terecht, ditmaal die van heel de stad Warschau in 1944. 63 dagen later werd ook deze opstand onderdrukt. Er stierven ongeveer 16.000 opstandelingen. Daar kwamen nog eens tussen de 150.000 en 200.000 burgers bij. Toen de Sovjets de stad in april 1945 binnentrokken, was er door de beide opstanden 85% van de stad vernield. Ook hieruit wist Edelman weer te ontsnappen.
Na de oorlog werd hij arts en een uitgesproken tegenstander van racisme en discriminatie in al zijn vormen. Hij kwam ook al snel in de clinch met het communistische regime. In 1983 weigerde hij nog deel te nemen aan de officiële, door de communisten georganiseerde viering van de opstand van het Ghetto. Na de Val van de Muur zetelde hij nog enkele jaren in het Poolse parlement. Marek Edelman werd 90.

donderdag 1 oktober 2009

Victor Van Schil : meesterknecht van Merckx

De Belgische wielrenner Victor 'Vic' Van Schil heeft zich op 69-jarige leeftijd gezelfmoord. Van Schil werd geboren op 21 december 1939 te Nijlen. Aanvankelijk was hij diamantslijper van beroep. In 1962 debuteerde hij in het profpeloton bij de ploeg Mercier van de legendarische Fransman Raymond Poulidor. Rond zijn 29ste dacht Van Schil dat hij als "oud peerd" al wat versleten was en rustig zou gaan uitbollen, maar toen kwam het aanbod om bij Faema in dienst van het jonge talent Eddy Merckx te gaan rijden. Door de goede verzorging en professionele trainingen in Merckx zijn ploeg bleek hij er toch nog heel wat jaren tegen te kunnen en hij groeide uit tot één van de belangrijkste en trouwste luitenanten van De Kannibaal die tot en met 1976 aan zijn zijde zou rijden, eerst bij Faema, later bij Molteni. Meteen na zijn aankomst bij Faema hielp hij Merckx aan diens eerste overwinning in een grote ronde, de Giro van '68, en hij zou er ook in elk van de 5 tourzeges bij zijn.

Door zijn rol als geboren knecht kwam Van Schil natuurlijk zelf niet veel aan winnen toe. Toch staan er 13 zeges op zijn palmares. De belangrijksten zijn twee étappes in de Ronde van Spanje (1964 & 1968), de Ronde van Wallonië (1967) en de Brabantse Pijl (1968). Van Schil was een beetje de Leif Hoste van Luik-Bastenaken-Luik, in die zin dat hij er een ton mooie ereplaatsen reed maar nooit won. Zijn beste klassering was 2 keer een tweede plaats in 1966 en 1969. Vooral de editie van 1969 maakt hem onsterfelijk in de wielergeschiedenis. Van Schil was mee met de vroege vlucht. Toen zijn kopman Eddy Merckx vanuit het peloton demarreerde en de kopgroep aan flarden reed, was Van Schil de enige die kon aanpikken. In de slotkilometers kreeg Van Schil het moeilijk maar Merckx wou hem niet losrijden. De meet naderend stelde Merckx voor hem de zege cadeau te doen, maar de gouden knecht wou daar niet van weten daar hij enkel bij de gratie van zijn kopman had kunnen overleven. Hij antwoordde Merckx: "Eddy toch, wat een stomme vraag. Zelfs al mocht ge nu vallen, ik drààg u over de meet!" In zijn opinie was Merckx de beste en verdiende hij de overwinning. Met bijna 10 minuten voorsprong op de 3de schreden ze uiteindelijk hand in hand over de finish met Merckx als eerste (foto links). Het zichzelf wegcijferen voor Merckx beschouwde Van Schil als een eer. In een interview zei hij hierover het volgende: "Mijn eigen overwinningen en ereplaatsen zijn vergeten, maar dat stoort me niet in het minst. De band met Eddy is gebleven. Dat is wat telt voor mij."

In 1977 zette Van Schil een punt achter zijn wielercarrière. Hij opende een goed boerende tenniszaak. Met Merckx en zijn andere ploegmakkers van weleer ging Van Schil nog wekelijks fietsen en daarna een paar pinten pakken. De laatste maanden was hij echter bijzonder depressief omwille van familiale problemen. Hij kwam zijn deur bijna nooit meer uit. Enkel voor de begrafenis van moeder Merckx twee weken geleden maakte hij een uitzondering. Vic Van Schil heeft zich verhangen in de garage van zijn woning aan de Bevelsesteenweg in Nijlen waar zijn vrouw zijn levenloze lichaam heeft aangetroffen.

Hieronder een YouTube-filmpje met archiefbeelden en een interview met de wielerheld zelf.