woensdag 28 oktober 2009

Dickie Peterson : Vader van de Heavy Metal

'Louder than God', zo beschreef een recensent ooit het geluid van de legendarische band Blue Cheer. Eric Clapton zei in een interview in 2005 nog dat het Blue Cheer was die de heavy metal had uitgevonden. Jim Morrison van The Doors beschreef Blue Cheer als 'The single most powerful band I've ever seen.'
En één van de stichtende leden heeft ons onlangs verlaten. Richard Alan 'Dickie' Peterson, hoewel geboren in Grand Forks, North Dakota, groeide op in Davis, California. Daar begon hij al op prille leeftijd te drummen, maar schakelde op zijn 13e over naar de bass. In 1966 verhuisde hij naar San Francisco en daar stampte hij Blue Cheer uit de grond. Aanvankelijk waren ze met 6, maar in 1967 geraakte Peterson zo onder de indruk van het lawaai dat de Jimmy Hendrix Experience met drie man wist te produceren op het Monterey Pop Festival, dat alleen Peterson overbleef, samen met drummer Paul Whaley en gitarist Leigh Stevens.

De naam Blue cheer kwam van een notoire straffe versie van LSD en hun fans zullen het geweten hebben. De band wist maar al te goed dat ze niet hetzelfde speeltalent hadden als een Jimmy Hendrix en dus besloten ze om hun muziek luider, zwaarder en meer grungy te maken. Peterson zou later verklaren dat het doel was om van de muziek ook een intense fysieke ervaring te maken.
Hun debuutalbum uit 1968 sloeg - bijna letterlijk in de jaren '60 - in als een bom. Op Vincebus Eruptum stonden bijna allen maar covers, maar wat voor covers. Onder meer de bluesartiesten B.B. King en Mose Alisson kregen een nieuw kleedje, maar het meest intimiderende lied was wel de Blue Cheerversie van Summertime Blues, oorspronkelijk van Eddie Cochran. De luisteraar werd omvergeslagen door een psychedelische voorhamer en de hoes van de plaat was overduidelijk gemaakt door iemand die zo stoned was als het binnenland van Colombia, iets wat Peterson later ook graag toegaf: 'We were stoned on acid and thought, wouldn’t it be great if you could feel the album cover.'

Nog datzelfde jaar kwam het tweede album, Outsideinside. De opnames daarvan moesten op een bepaald moment gewoon verdergezet worden in de open lucht omdat de band er in geslaagd was om de studiomonitors op te blazen met hun luide muziek. Tegen 1970 echter was Peterson het enige originele lid van Blue Cheer dat nog overbleef. De anderen waren gaan lopen, volgens de geruchten omdat Dickie een overzadigbare drugshonger had die compleet de spuigaten begon uit te lopen.

Na Outsideinside volgden nog New! Improved! (1969), Blue Cheer (1970), The Orgininal Human Being (ook 1970) en Oh! Pleasant Hope (1971). In 1972 viel de groep uiteindelijk uiteen. Peterson organiseerde nu en dan nog een reünie, vooral met drummer Whaley, en bracht de volgende twee decennia van zijn carrière door in Duitsland, voor hij in de late jaren '90 solo ging en in Japan twee albums uitbracht, Child of Darkness en Tramp. Zijn laatste project dateert van 2007, toen hij een nieuw Blue Cheeralbum voortbracht, getiteld What Doesn't Kill You....
Blue Cheer was één van de zwaarste, luidste en indrukwekkendste bands van de jaren '60. Hun geluid werd al gedefiniëerd als de voorloper van heavy metal, maar ook van de punk, grunge, of de stoner rock. De drie waren een inspiratie voor onder meer Black Sabbath, Motörhead, Nirvana, tot aan de Queens of the Stone Age toe. Ook in de documentaire uit 2005, Metal: A Headbanger's Journey, werd Blue Cheer aangehaald als het begin van de heavy metal.

Dickie Peterson overleed op 12 oktober aan leverkanker. De metalpionier werd 61.

Hier de versie van Summertime Blues door Blue Cheer:

Geen opmerkingen: